Kleine tritonia

Candiella plebeia Johnston, 1828

Family
Tritoniidae
Superfamily
Tritonioidea
Suborder
Cladobranchia
Order
Nudibranchia
Superorder
Nudipleura
Subterclass
Ringipleura
Infraclass
Euthyneura
Subclass
Heterobranchia
Class
Gastropoda
Phylum
Mollusca
Kingdom
Animalia
Candiella plebeia
Kleine tritonia © Peter H. van BRAGT
Candiella plebeia
Eikapsel © Peter H. van BRAGT
Voedsel © Peter H. van BRAGT

Lengte

Tot ca. 30 mm.

Synoniemen

Tritonia plebeia (original name) Candiella plebeiaSphaerostoma aurantiacumTritonia aurantiacaTritonia aurantiacumTritonia pulchra

Karakteristieke kenmerken

Slanke zeenaaktslak met 6-8 enigszins gladde vingervormige uitsteeksels op de voorrand van de kop. Korte, onregelmatig vertakte cerata in 2 laterale rijen op richels op zijkanten van rug.

Andere kenmerken

Lengte tot 30 mm, meestal niet groter dan 20 mm. Rhinoforen zijn intrekbaar in een schede met gladde rand, De punt van de rhinoforen met een trechtervormige structuur met daarin een kale uitstekende punt. De rug is dicht bezet met kleine afgeronde wratten.

Te verwarren met

Zeer kleine, juveniele exemplaren van de Grote tritonia Tritonia hombergii.

Kleur

Vuilwit, crème tot gelig met soms donkere vlekken of dunne strepen.

Eieren

Dunne witte draad die wordt afgezet in een compacte, symmetrisch golvende, linksgewonden spiraal op de basis of in de buurt van het voedsel. Met tot ca. 5.000 eitjes.

Prooi

Koraal, Octocorallia: hier uitsluitend, monofaag op Dodemansduim, Alcyonium digitatum, elders ook op andere neteldieren.

Endo- en Ectoparasieten

Er zijn momenteel nog geen bevestigde, geregistreerde Nederlandse waarnemingen bekend van copepode parasieten, op of in deze soort.

Seizoenstrend

In het recente verleden, werd in Nederland en met name in de de Zeeuwse Delta de soort jaarlijks, maar schaars aangetroffen, met de meeste waarnemingen van april tot oktober. Eiersnoeren: ook meestal van het voorjaar tot in het najaar. Momenteel (2022) wordt de soort daar niet meer jaarlijks waargenomen. Door het recent nagenoeg volledig verdwijnen van de prooi uit de Oosterschelde en Grevelingenmeer is het daar nu mogelijk verdwenen. Waarschijnlijk nog wel aanwezig in de Westerschelde en de Noordzee. Elders in Europa wordt de soort gedurende het gehele jaar waargenomen, met de meeste waarnemingen van januari tot mei, minder in de zomer en het najaar.

Verspreiding in Nederland

Vanaf 1877 in Nederland aangetroffen. Hier zeldzaam tot schaars van onder de laagwaterlijn tot op alle dieptes in de Noordzee, Westerschelde en de centrale en westelijke Oosterschelde. In 2006 en 2007 ook lokaal in het Grevelingenmeer aangetroffen. Niet in het Veerse meer en Haringvliet omdat hier de prooi niet aanwezig is. Niet bekend van de Waddenzee of aangespoeld op de Noordzeestranden.

Verspreiding in Europa

Noorwegen, Zweden, Denemarken, Groot Brittannië, Ierland, Nederland, België, Frankrijk, Spanje, Portugal tot in de Middellandse Zee.