Satijnslak

Jorunna tomentosa (Cuvier, 1804)

Family
Discodorididae
Superfamily
Doridoidea
Infraorder
Doridoidei
Suborder
Doridina
Order
Nudibranchia
Superorder
Nudipleura
Subterclass
Ringipleura
Infraclass
Euthyneura
Subclass
Heterobranchia
Class
Gastropoda
Phylum
Mollusca
Kingdom
Animalia
Jorunna tomentosa
Satijnslak © Peter H. van BRAGT
Jorunna tomentosa
Eikapsel © Peter H. van BRAGT
© Peter H. van BRAGT

Lengte

Max. ca. 55 mm

Synoniemen

Doris tomentosa (original name)Doris johnstoniDoris obvelataDoris philippiiJorunna johnstoni

Karakteristieke kenmerken

Forse slak. Het mantelschild is volledig en dicht bezet met kleine wratten van gelijke afmeting. Door de oriëntatie van de wratjes ontstaan er vage vlekjes op de mantel. Met variabele bruine pigmentvlekken op de mantel: soms in twee laterale longitudinale rijen, maar ze kunnen ook minder gestructureerd op de rug aanwezig zijn of nagenoeg afwezig.

Te verwarren met

De recent (2021) beschreven tweede Europese Jorunna soort die nog niet in de Nederlandse kustwateren is aangetroffen: Jorunna artsdatabankia. Bij deze soort is de mantel egaal gekleurd, met mogelijk verspreid enkele hele kleine bruine pigmentpuntjes.

Opmerking 

De Satijnslak behoort tot een soortcomplex. Het complex bestaat uit potentieel twee nauwverwante maar lastig te onderscheiden soorten (lineage A & B), die beide in de Europese kustwateren zijn aangetroffen. De soorten verschillen echter genetisch 3-5% van elkaar. DNA analyses hebben aangetoond dat de Nederlandse populatie behoort tot Jorunna tomentosa sensu lato lineage B zoals beschreven in Neuhaus et al. (2021).

Andere kenmerken

Geen echte zeenaaktslak (orde Nudibranchia) maar behoort tot wratslakken: orde Doridida.  Lengte tot 55 mm. De mantel bedekt nagenoeg het gehele lichaam. Alleen de voetpunt steekt een beetje onder het mantelschild uit. Rhinoforen met een kale uiterste punt. Meteen daar onder, over ongeveer 3/4de van de rhinoforen, schuinstaande lamellen. De rhinoforen en kieuwen kunnen worden teruggetrokken in holtes in de mantel, met een bescheiden verhoogde rand. Kop en koptentakels zitten onder de mantel verstopt. De slak heeft een satijn- of fluweelachtig uiterlijk en lijkt daarmee op de prooi: sponzen.

Kleur

Zeer gevarieerd: het mantelschild is egaal wit, crème, zandkleurig grijsbruin tot oranjeachtig. Soms met een roze tint. Elders komen ook exemplaren met grove onregelmatige bruine vlekken voor. Vaak op het mantelschild, in aantal, afmeting  en plaats variërende, symmetrisch geplaatste, donkerbruine, ronde pigmentvlekken, die de oscula van de prooi nabootsen: de uitstroomopeningen van sponzen waarmee water en afvalstoffen worden uitgescheiden. De voet heeft dezelfde kleur als het mantelschild.

Eieren

Een crèmekleurig tot wit, plat, breed lint, dat vastgehecht op de zijkant, in een linksgedraaide golvende, vaak slordige spiraal met circa 2-4 windingen, op substraat wordt afgezet. Tot meer dan 150.000 embryo's per eiersnoer. Soms lastig te onderscheiden van de eiersnoeren van de Citroenslak Doris pseudoargus en Millennium-wratslak Geitodoris planata.

Prooi

Sponzen: bij voorkeur Geweispons Haliclona oculata en Gewone broodspons Halichondria panicea

Endo- en Ectoparasieten

Door de ectoparasitaire copepode Doridicola agilis aff. geïnfecteerde dieren zijn meerdere keren in de Zeeuwse Delta waargenomen. Er zijn nog geen Nederlandse waarnemingen bekend van copepode endoparasieten in deze soort.

Seizoenstrend

Jaarlijks Nederlandse waarnemingen. De soort is het gehele jaar door waargenomen. Eiersnoeren: vooral in voorjaar en zomer. Elders in Europa met waarnemingen gedurende het gehele jaar, met de meeste waarnemingen van november t/m juli.

Verspreiding in Nederland

Vanaf 1952 in Nederland schaars waargenomen onder de laagwaterlijn op alle dieptes. Bevestigde waarnemingen van de Ooster- en Westerschelde, Grevelingenmeer, bij Den Helder en Texel. Komt zeer waarschijnlijk ook in de Noordzee voor. Er zijn geen bevestigde waarnemingen bekend van deze soort van het Veerse Meer, Haringvliet en aangespoeld op de Noordzeestranden. Sinds 2024 zijn er opmerkelijk veel waarnemingen gemeld uit de Oosterschelde.

Verspreiding in Europa

Noorwegen, Zweden, Groot Brittannië, Ierland, Nederland, België, Frankrijk, Portugal, tot in de Middellandse Zee.